VOERTUIGCONTROLE

Buiten de auto

De voorkant

  • De verlichting moet heel zijn en werken.
  • De kentekenplaat moet aanwezig zijn en leesbaar.
  • Het voorraam moet heel en schoon zijn. Er mag een barst in het raam zitten, maar deze mag niet in het gezichtsveld lopen.
  • De ruitenwisserbladen moeten in goede staat zijn (niet uitgedroogd).

  De zijkant

  • De ramen moeten ook hier heel en schoon zijn.
  • De verplichte spiegels moeten aanwezig, heel en schoon zijn.

  De banden

  • Voldoende profiel. 1,6 mm is wettelijk toegestaan, maar bij 2 mm wordt het al gevaarlijk.
  • Voldoende spanning. Bij een personenauto is dat gemiddeld 2 tot 2,2 bar. Zorg ervoor dat je de bandenspanning regelmatig controleert (ongeveer 1 keer per 2 weken). Een verkeerde bandenspanning zorgt namelijk voor overmatige slijtage van de band, een hoger brandstofverbruik en een minder stabiel weggedrag vande auto.
  • De wang van de band moet vrij zijn van beschadigingen.
  • Controleer of het ventieldopje aanwezig is. Dit ter voorkoming van verstopping v/h ventiel.

Algemeen

 

Natuurlijk zijn deze controlepunten er in eerste instantie voor uw eigen veiligheid, maar een onleesbare kentekenplaat, een kapot achterlicht of een achterraam volgeplakt met stickers kan ook nog een aardige boete opleveren. Meerdere redenen dus om deze controlepunten ook in de dagelijkse praktijk uit te blijven voeren.

Onder de motorkap:

De auto bevat meerdere vloeistoffen die van belang zijn voor een goede werking van het voertuig. Daarom moeten deze ook regelmatig gecontroleerd worden. De volgende onderdelen moeten gecontroleerd worden.

1—Remvloeistof
Controleer of het peil tussen max. en min. staat. Bijvullen kunt u het beste door de garage laten doen, want ook hier geldt dat teveel niet goed is en het gaat hier wel om de remmen. Daar kan het maar beter niet fout mee gaan. Verder is remvloeistof ook nog een behoorlijk giftig goedje.

2—Accu
De meeste moderne accu’s zijn onderhoudsvrij. Wat u wel kunt doen is af en toe controleren of de polen niet geoxideerd zijn (roest). Goed insmeren met zuurvrije vaseline voorkomt dit.

3—Koelvloeistof
Zorg dat het peil tussen max. en min. staat. Mocht u toch onverhoopt met een kokende motor komen te staan, wacht dan met bijvullen tot de motor is afgekoeld. Het systeem staat namelijk onder druk en als je dan te vroeg de dop eraf draait, loopt u kans uw zelf te branden aan de hete stoom (denk maar aan de dop die u van een fluitketel afhaalt als het water kookt).

4—Peilstok motorolie
Hoe vaak u moet peilen, hangt af van hoe vaak u rijdt. Gemiddeld kunt u 1 keer per 2 weken aanhouden bij gemiddeld gebruik. Zorg bij het peilen dat de auto op een vlakke ondergrond staat en dat de motor koud is (het beste is voor u gaat rijden).

5—Bijvullen motorolie
Als het peil tot het minimum gedaald is, dan bijvullen (liefst eerder) en niet meer dan het instructieboekje aangeeft. Bij de meeste auto’s is dit maximaal 1 liter. Teveel olie bijvullen is bijna net zo slecht voor de motor als te weinig.

6—Ruitenwisservloeistof
Volgooien. Niveau is vaak niet goed te zien. Bij sommige auto’s geeft lampje op dashboard aan dat er bijgevuld moet worden

7—Stuurbekrachtigingsvloeistof
Controleer ook hier weer of het peil tussen max. en min. staat. Bijvullen kunt u het beste door de garage laten doen, want ook hier geldt dat teveel niet goed is.